Over de eerbied

17-09-2025

Een goede tien jaar geleden kwam ik met mijn oudste dochter terug van een weekje in het warme zuiden, dat toen nog niet elk jaar in brand stond. Een heerlijk weekje weg van de dagelijkse arbeid. Weer naar huis. Want terugkeren is toch het mooiste aan zo’n vakantie, niet?

Onderweg zagen we twee beelden die nog altijd, als was het gisteren, in mijn hoofd zitten. Het eerste was een grote auto met aanhangwagen die in de haastige snelheid richting de zon op zijn kap was terechtgekomen. Als een reusachtige kever lag hij daar op de autoroute du soleil met nog draaiende wielen te wachten op hulp. Een indrukwekkend beeld van hoe zelfs de sterkste en snelste in één ogenblik omgetoverd kan worden tot een machteloos hoopje techniek. Een beetje zoals onze maatschappij momenteel ook op haar rug ligt door de dwaasheid die ver van hier in gang werd gestoken.

Als een reusachtige kever lag hij daar op de autoroute du soleil met nog draaiende wielen te wachten op hulp

Het andere beeld, zo mogelijk nog indrukwekkender, was dat van een rotsmassief waaruit een grote brok was weggebroken, weggezaagd. De overblijvende berg lag met zijn gewonde zijde recht voor ons. Waarschijnlijk was er in die rotsen een of andere stof te vinden die in geld kon worden omgezet. Maar het verwoeste landschap deed pijn aan de ogen. Hoe kan het dat de mens van deze tijd zo onverschillig omgaat met de schoonheid van de wereld zoals hij is? Hoe kan het dat wij alles bekijken vanuit het standpunt welk nut het voor de mens kan hebben? Een kortzichtig standpunt dat duidelijk maakt dat de hedendaagse mens in het hier-en-nu wil leven en zich geen zorgen maakt om de generatie(s) na ons. Maar moeten wij niet luisteren naar de dichters, zoals wijlen Georges Moustaki? In Il y avait un jardin zingt hij het volgende:

“Il y avait un jardin qu'on appelait la Terre
Il était assez grand pour des milliers d'enfants
Il était habité jadis par nos grands-pères
Qui le tenaient eux-mêmes de leurs grands-parents”

(Vertaling: er was ooit een tuin die men de Aarde noemde, hij was groot genoeg voor duizenden kinderen. Hij werd vroeger bewoond door onze grootvaders die hemzelf hadden geërfd van hun grootvaders)

Wordt het geen tijd dat we beseffen dat die Aarde niet van ons is, maar ook van allen die nà ons komen?