Dag oude man!
Oude man, dat zeiden ze tegen mij.
Mijn schoonbroer keek verbouwereerd toen hij het zei. Tegen mij! Op de bus.
Blijkbaar had hij een minder aangename ervaring gehad met het openbaar vervoer.
Bleek dat wat schoolkinderen hem ‘oude man’ hadden genoemd.
Wees blij dat ze vriendelijk en beleefd waren, opperde ik. Voor hetzelfde geld waren ze nog vriendelijker geweest, en hadden hun plaats afgestaan.
Maar, zie ik er zo oud uit? Vroeg hij.
En het moet gezegd, met zijn zeventig ziet hij er nog redelijk patent uit: heeft nog voldoende haar, en vooral, geen grijze lokken. Zelfs zijn snor is nog zwart.
Maar zeventig jaar stop je niet weg onder een zwarte snor.
Jarenlang heeft hij gewerkt in de kinderkliniek als hoofdverpleger. Hij heeft daardoor veel contact gehad met jonge ouders. Ik denk dat je je automatisch identificeert met je gesprekspartners.
Blijkbaar hebben leerkrachten daar ook last van.
Een soort omgekeerd ouderdomscomplex, zeg maar.
De ene dag voel je je nog 30, en de volgende spreken ze je aan met oude man
Maar dan komt het besef soms heel plots: de ene dag voel je je nog dertig, en de volgende spreken ze je aan met oude man.
Maar je bent ook een oude man, probeerde ik.
Ik voel me niet zo, ik voel me nog dertig, verklaarde hij stellig.
Dat is zeer goed voor jou, en houden zo.
Maar denk eens terug: hoe keek jij naar iemand van zeventig toen je zelf tien was?
Ik weet nog dat ik zelf minder diplomatisch was. Toen ik begon te werken keek ik vaak naar oudere collega’s met een gevoel van: wat doet die hier nog? Vaak waren die collega’s nog geen zestig jaar.
Bewust ouder worden begint ook met zelfkennis. Zelfkennis begint met het besef dat je niet alleen bent in deze wereld, en dat anderen zich een mening over jou vormen.
Je kunt het beeld wat opsmukken door goed voor jezelf te zorgen: bewegen, gezond eten, je verzorgen, en deelnemen aan de samenleving.
Maar je kan uiteindelijk de strijd tegen de tijd niet winnen. Dat hoeft ook geen strijd te zijn.
Maar denk eens terug: hoe keek jij naar iemand van zeventig toen je zelf tien was?
Ikzelf kreeg dat besef op het einde van mijn actieve loopbaan, toen ik merkte dat ik in vergaderingen steevast de oudste deelnemer was. Tot kort daarvoor lette ik daar nooit op, maar eens dat besef kwam, wist ik: voor de anderen ben ik ‘dienen ouden.’
Ik heb daar nooit last van gehad, maar heb leren aanvaarden dat er voor alles een tijd is. Tijdig plaats maken voor de jongere generaties hoort daar ook bij; want anders wordt je al snel ‘dienen ambetanten ouden. Dienen ouden die blijft zitten.’
Dus heb ik, hoewel ik mij veel te jong voelde, op de vroegst mogelijke datum mijn pensioen aangevraagd, zodat jongere mensen mijn plaats konden innemen. Een nieuwe fase brak aan, waarin ik andere dingen begon te doen: dingen die oude mannen doen blijkbaar.
Mijn schoonbroer deed dat niet, en bleef vasthangen aan zijn job, tot de wet hem verplichtte te stoppen. En zelfs nadien blijf hij werken, ook omdat de nood aan verpleegkundigen groot is.
Dus schrikt hij er nu van dat ze hem oude man noemen.
Ik moet hem dringend wat oude mannen dingen leren …