In een maatschappij van relatieve overvloed (ja, relatieve, want niet iedereen deelt in die overvloed) is het geluksgevoel toch niet zo wijd verspreid. Heel wat mensen kampen met gevoelens van eenzaamheid en dat probleem is de voorbije jaren geleidelijk aan toegenomen. Vandaar ook dat vanuit verscheidene organisaties en zelfs vanuit de overheid campagnes tegen eenzaamheid worden gelanceerd.
Eenzaamheid heeft dus niet zozeer te maken met alleen zijn, maar met het gevoel niet verbonden te zijn
Vaak wordt eenzaamheid verbonden met ouder wordende mensen. Jongeren die heel actief in het leven staan, zouden daar geen last van hebben. Niets is natuurlijk minder waar. Ook zij kampen met het probleem. Als iemand zich midden in een groep(je) plots realiseert dat hij of zij daar niet echt gezien wordt, kan een nog grotere eenzaamheid opduiken dan bij iemand die alleen thuis zit. Het heeft dus niet zozeer te maken met alleen zijn, dan wel met het gevoel niet verbonden te zijn.
Campagnes om eenzaamheid tegen te gaan zijn natuurlijk positief, al was het maar omdat daardoor het probleem echt erkend wordt. Dat is alvast een begin. Maar zulke campagnes, hoe goed bedoeld ook, leveren zelden een blijvende oplossing. De manier waarop wij samen leven, daaraan moet gewerkt worden. Wat kan er dan wél gebeuren? Misschien moeten we afstappen van het verder digitaliseren en ‘efficiënter’ maken van allerlei zaken. Voor oudere mensen zou het een vooruitgang zijn dat heel wat zaken niet meer online moeten gebeuren, maar aan een loket. Overheidsdiensten, politie, banken, e.d.m. zijn steeds minder direct bereikbaar – zonder afspraak, geen hulp – en dat is gemakkelijk te verbeteren. In de winkels de zelfscan wegnemen zodat mensen aan een kassa een levende mens te zien krijgen. Maatregelen treffen om de buurtwinkels te laten herleven zodat mensen elkaar kunnen ontmoeten. Als mensen dan meer kansen krijgen om anderen te ontmoeten, zullen ze eenmaal thuis beter alleen kunnen zijn, zonder zich eenzaam te voelen.