Ode aan mijn schoonmoeder
Zevenennegentig jaar. Zevenennegentig, zo lang kan een mensenleven duren.
Velen zeggen mij dat jouw leven een paar jaar té lang heeft geduurd.
Ze zeggen dat omdat jouw laatste jaren werden ontsierd door die verschrikkelijke ziekte.
De ziekte die echt communiceren onmogelijk maakt.
Ik ben het daar niet mee eens.
Samen met Kathleen heb ik wellicht jouw laatste bewuste momenten meegemaakt.
Ik had jouw ziel aangeraakt
Toen we die laatste dag op jouw kamer toekwamen, was je totaal verward en in paniek.
De angst te sterven haalde het op de onmenselijke pijn die je toen moet hebben gevoeld.
Toch slaagden we erin je wat te kalmeren, maar echt kalm werd je pas toen Kathleen de kamer verliet op zoek naar een verpleegster, en ik alleen was met jou.
Je keek me aan en zei: “gij moet mij helpen”.
Ik keek terug, en keek niet in de ogen van een zevenennegentigjarige stervende vrouw, maar ik zag de blik van een jong twijfelend meisje. Ik keek in de ogen van het jonge meisje dat vertwijfeld achterbleef toen haar moeder te vroeg stierf, en samen met haar oudere zus verantwoordelijk werd voor de zorg van een gezin van 11 kinderen.
Gij moet mij helpen.
Even later kon Kathleen echt afscheid nemen van jou. Met drie zoenen mompelde je 'mijn zoeteke' voor je definitief de ogen sloot. Het was een moeder – dochter moment. Iedereen weet dat de band tussen moeder en dochter de sterkste is die er bestaat. Daar moet je niet proberen tussen te komen, maar het gaf mij de gelegenheid te reflecteren over jouw vraag.
Er wordt beweerd dat als de ogen van een spreker breken, en zijn stem stokt, hij dan een stukje van zijn ziel laat zien. Als je dan niet wegkijkt, dan kan je zijn ziel aanraken.
Dezelfde ervaring had ik nu bij jou. Ik had jouw ziel aangeraakt.
Gij moet mij helpen.
Dat was ook jouw vraag toen je wenend kwam vertellen dat het jou verboden was nog met de wagen te rijden. Je toonde mij toen een klein barstje in de dikke schil van de sterke vrouw die je was. Ook toen probeerde ik jou te troosten. Ik keek niet weg, en zag een glimp van jouw ziel.
Gij moet mij helpen.
Toen beslist werd dat een verzorger zou komen om jou te wassen, kwam je mij wenend smeken om hulp. Ook toen keek ik niet weg, en jij liet mij een glimp van jouw ziel aanraken.
Ik ben dankbaar dat je minstens aan mij de barsten in jouw schil hebt getoond, en mij de mogelijkheid hebt gegeven jouw ziel te zien
Gij moet mij helpen.
Die vraag bleef mij achtervolgen. Ze kwam immers als er niemand anders in de buurt was. Je wist dat ik je niet kon helpen, maar toch vroeg je mijn hulp. Waarom toch?
Nu pas begreep ik dat die vragen retorisch waren, en dus geen antwoord behoeven.
Het waren geen vragen, het was een weg om te ervaren wie je écht was.
Je liet mij even in jouw ziel kijken.
Ik was dus stil op jouw afscheidsceremonie. Bleef op de achtergrond, en mengde mij niet in de keuzes die werden gemaakt. Begrijp me niet verkeerd! Ik weet dat je zeker de regie van de plechtigheid op jou zou hebben genomen, en beslist hebben over teksten, muziek en uitvoerders.
Maar ik weet dat dat jouw buitenkant was.
De dikke schil die je in zevenennegentig jaar lang gekweekt had om het jonge twijfelende meisje te beschermen. Het twijfelde meisje dat je echt was.
Ik zocht dus een donker stil hoekje in de kerk, uit het zoeklicht waar ik zeker was dat ik dat twijfelende jonge meisje zou vinden.
Ik ben dankbaar dat je minstens aan mij de barsten in jouw schil hebt getoond, en mij de mogelijkheid hebt gegeven jouw ziel te zien.
Omdat ik niet wegkeek, heb ik jouw ziel kunnen aanraken.
Hoe kort die momentjes ook waren, en hoe zeldzaam ook, ik zal ze steeds blijven koesteren.
Bedankt dat ik jouw echte 'zijn' mocht leren kennen.