Mussen, de proletariërs

door André

Grote kladden zwarte vogels vliegen de bomen in en uit. ’s Ochtends zitten ze in het gras op zoek naar wat daar nu nog durft te bewegen. Tussenin hier en daar wat eksters die een beetje licht brengen in al dat zwart. Toch heel opvallend hoeveel er van die grotere vogels hier rondhangen.

In de lente en de zomer vind ik de zwaluwen niet meer. Jaren geleden, zoveel jaar al, maakten die nog een nest in mijn garage. Een staaltje metselwerk waar pa en ma dan dagenlang af- en aanvlogen met snoepjes voor de kwetteraars daarboven. Maar dat is nu al echt geschiedenis. De laatste zwaluwen die ik echt heb gezien, vlogen in Saignon, een op een hoogte gelegen dorp in de Provence. Het was er stil die avond en mijn dochter en ik genoten van die acrobaten in de lucht.

Maar meer nog dan de zwaluwen zoek ik bijna vergeefs de mussen. Af en toe zie ik ze nog eens tussen wat hagen, niet te ver van een huis, waar ze zich wellicht wat beschermd weten tegen de donkere hooligans die nu op onze akkers de baas spelen. Ik zie ze nog tussen de paardenmest scharrelen en druk met elkaar tateren over wat er allemaal te pikken viel. Ze legden elkaar geen strootje in de weg. De proletariërs onder de vogels. Ik mis de mussen.

Bijna een halve eeuw geleden schreef ik er een gedicht over. ’t Is niets bijzonders, maar mijn liefde voor de kleine scharrelaars is wel gebleven. Ik wil meer mussen op straat!

mus

fluwelen monnik
bruine pater in de bomen
en op straat
altijd op blote voeten
bedelend
en vrijgevig prekend
over betere tijden
werpt zich soms vertwijfeld
ten offer aan de wielen van zijn Heer
bloed en pluimen voor het volk