Liefde is...
Ik ben 16. Een dromerig, beetje naïef meisje. Liefde, dat is die ene prins op het witte paard. Liefde, dat is voor het leven. Liefde … overwint alles.
Maar ik ben Eva in de tuin van Eden niet, ik stel het bijten in de appel almaar uit. Oh jawel, ik word verliefd. Vaak en stevig. Maar altijd van in de verte. Ik zet nooit de stap naar de realiteit. Verder dan tijdens de les Duits minutenlang in de ogen van die charmante klasgenoot staren, kom ik niet. Verder dan de tinteling die die guitige donkerbruine ogen me geven, kom ik niet. Hij wilde die ‘ijskoningin’ nochtans binnendoen. Daarover had hij met vrienden gewed. Het is hem niet gelukt. Helaas. Ik heb er nu een beetje spijt van.
Ik ben 21. Een dromerige, nog altijd een beetje naïeve jonge vrouw. Eindelijk ga ik voluit voor die ene jongen. Een mysterieuze, complexe jonge man. Intelligent en gevoelig. Een getormenteerde ziel. Maar het voelt goed bij hem. Het voelt echt. Ik moet moeite doen om hem te overtuigen dat ik zijn ware ben. Onze beginjaren zijn emotioneel turbulent. Maar we vinden elkaar telkens weer, als echte soulmates.
Ik ben 40. De dromerige, ietwat naïeve vrouw komt keihard met haar voeten op de grond. De prins trekt na bijna 20 jaar de stekker uit onze relatie. De hemel valt op mijn hoofd. Het licht gaat uit. Een rollercoaster van gevoelens. Maar ik wil uit dat diepe dal. Ik herhaal in mijn hoofd telkens weer het gedicht van Hendrik Marsman: ‘Geef mij een mes. Ik wil deze zwarte zieke plek uit mijn lichaam wegsnijden (…)’. Ik doe mijn best om recht te krabbelen, met vallen en opstaan lukt dat. Een diep litteken blijft achter. ‘The first cut is the deepest’, zong Rod Stewart. Helemaal verdwenen is ze niet, het dromerige, naïeve meisje. Maar er is toch wel een andere vrouw rechtgestaan.
Ik ben 41. Ik geniet – op mijn manier en met mate – van nieuwe mannelijke aandacht. Maar ik ben nog altijd kieskeurig. Drie mannen laat ik in die eerste jaren na mijn scheiding toe. Maar ofwel is mijn interesse niet groot genoeg ofwel de hunne. Het wordt niks. Liefde is … ik weet het niet meer.
Ik ben 56. Mijn ex-man, mijn soulmate van weleer, is zwaar ziek en wil niet meer leven. Hij vraagt en krijgt euthanasie. Ik ben hem in twee keer verloren. Misschien maar goed ook. Hem in één keer verliezen, hoe had ik dat moeten overleven? Het heeft veel jaren geduurd vooraleer ik het ‘een plaats kon geven’ dat hij met mij brak. Het heeft diepe wonden achtergelaten, maar uiteindelijk een laagje eelt op mijn ziel gelegd. Het heeft jaren geduurd vooraleer ik kon inzien, dat hij mij echt graag heeft gezien. En dat dat ‘houden van’ ook nooit is opgehouden. Liefde heeft veel gezichten. Alleen als koppel lukte het niet meer.
Ik ben 63. De dag na mijn verjaardag staat T. voor mijn deur. Eén van die drie mannen die ik - jaren geleden ondertussen - even toeliet in mijn hart. “Als je in je zetel blijft zitten, kom je nooit een nieuwe liefde tegen. Ze gaan hem niet aan je voordeur komen afzetten”, klonk de goedbedoelde raad van vriendinnen altijd. En toch staat er een soort van liefde onverwacht aan mijn voordeur. Hij wil graag met mij afspreken, ik ben nooit helemaal uit zijn gedachten gegaan. Hij wel uit de mijne, hij was een afgesloten hoofdstuk. Hij was intussen zo’n 20 jaar samen met zijn tweede vrouw en papa van drie tieners. En niet van plan de stekker uit zijn gezinsleven te trekken. Met een vage ‘ik zal erover nadenken’ stuur ik hem wandelen. Dat doet een beschaafde vrouw, toch? Maar … ik voelde het bloed weer door mijn aderen stromen, de eerste dagen na zijn onverwachte bezoekje en zijn nog meer onverwachte vraag om af te spreken. Het waren ook de eerste zonnige dagen van het jaar. En ik voelde mij als een boom die ontwaakt na de winter. Die zijn sappen weer voelt rijzen. Ik kon weer echt lachen, vanuit mijn diepste binnenste. Ik voelde mij weer op-en-top vrouw, begeerd door een man. Ik dacht: ik ben al veel te lang een levende dode. Maar tegelijk ben ik bang voor dit onverwachte en verboden geluk.
Ik ben 64. In de zomer van 2020 ben ik het meisje van 16 dat ik nooit was. Ik fiets met blote benen glimlachend door de zonnige straten van mijn gemeente, op weg naar een afspraakje met mijn geheime vriendje.
Helemaal verdwenen is ze niet, dat dromerige, naïeve meisje.