Coronapensioen. Deel 2

door Jan

Een paar dagen in pensioen. Je geraakt stilaan gewoon dat niets meer hoeft, dat je niet scheef bekeken wordt als je zalig niets doet. Even vakantie, waarbij dat “even” iets langer zal duren. Dat dacht je toch, tot je een telefoontje krijgt van een gewestelijk secretaris van de vakbond. Kan je even dringend komen?  Nu is 'even komen' in corona tijden niet zo eenvoudig: bus en tram nemen, mondmasker erbij, en hopen dat je niet besmet geraakt door een minder attente medeburger.

Het was dus normaal dat ik vroeg wat er aan het handje was. Bleek het een zaak dat op een andere manier kon opgelost worden: graag een aangetekend schrijven sturen naar je oud werkgever om de kandidatuur voor de sociale verkiezingen in te trekken. Logisch, de verkiezingen waren uitgesteld tot na mijn oppensioenstelling, dus mijn plaats op de lijst mocht vacant komen.

Nu ben ik, na meer dan 30 jaar delegee te zijn geweest, gewoon geraakt aan het feit dat communiceren via aangetekende schrijfsels het ultieme bewijs is dat er van echte communicatie niet veel meer overschiet. 
Oké zei ik, op voorwaarde dat ik mijn brief ook via gewone mail mag aankondigen.

De voorbeeldbrief was snel ingevuld en ondertekend, de mail was een fluitje van een cent en bleef enkel de aangetekende brief nog over. Dat gaat, zoals je weet, via de post.

Bij ons op de gemeente is de post gehuisvest in een splinternieuw gebouw. Een parking voor wel 20 auto's. Deze parking stond integraal vol toen ik aankwam. Als je een parking hebt, en nalaat een bareel te plaatsen, wordt je door iedereen gestraft: jouw klanten kunnen verder weg een plaatsje zoeken...

Het postkantoor zelf was leeg. Ik was dadelijk aan de beurt.

Het meisje dat mij bediende droeg een mondmasker. Het was duidelijk, hier zou het virus geen kans krijgen. Eerst door 3 lagen stof en nadien door zo'n 3 cm gelaagd glas dringen, moet zelfs voor een virus een onbegonnen taak zijn. Ik kan het maar toejuichen.

Maar bij het bekijken van de papieren die ik haar gaf, wauwelde ze iets. Hoewel ik niet hardhorig ben, had ik er, mede door het gebrek aan liplees mogelijkheden, niets van begrepen. Ze herhaalde haar vraag, maar op een manier die duidelijk maakte dat ze dacht dat ik doof was.

Elk woord werd geroepen, en er werd een beetje gewacht na elk woord. "WILT U POSTZEGELS VAN DE KONING OF POSTZEGELS MET MOOIE TEKENINGEN OP", riep ze mij toe. Nu ben ik nogal fan van mooie tekeningen en dus was mijn keuze gemaakt, tot ze opwierp:  "DIE KOSTEN MEER." Ja, toen was mijn goesting rap over. Immers: de koning is op zich ook al een mooie tekening vind ik.

Ik wilde haar nog vragen niet zo te roepen, omdat dat niet nodig is, maar besloot het zo te laten. De zaak was immers volgelopen; er stonden zeker 4 mensen achter mij mee te luisteren naar onze conversatie.

Ook toen ze de rekening presenteerde riep ze zo mogelijk nog luider. Ik betaalde snel en hoopte dat de kous hiermee af was. Ik draaide mij om, en een kennis had het gebeuren gevolgd: "ja, Jan", zei hij, "eens je op pensioen bent, gaat het rap bergaf; vandaag zijn het je oren en morgen mag je niet meer autorijden. Ik mompelde wat in mijn mondmasker, bewust stil opdat hij het niet zou horen.

“Wat zeg je”,vroeg hij? “Precies”, antwoordde ik.